De stadse jungle. Deel 1: de automobilist

Zoals de leeuw heerst over de savanne, relaxed, ongebonden en vrij in zijn doen en laten, zo heerst de motorrijder over de stadse verkeersjungle. Maar de motorrijder is niet alleen in zijn habitat. In het eerste deel van de reeks 'dieren onderweg': de automobilist.

De motorrijder mag het snelste dier op – dus niet boven – de planeet zijn, veruit het gevaarlijkste dier onder de weggebruikers is de automobilist.
Automobilisten zijn talrijk en leven in een illusie. En niet één illusie, maar diverse.
- De illusie dat ze meer waard zijn dan andere weggebruikers, omdat hun vervoermiddel bespottelijk veel geld kost; aanschaf, afschrijving, onderhoud, belastingen (BTW, MRB, BPM, opcenten, parkeergeld), verzekering, brandstof.
- De illusie dat ze snel zijn, omdat hun vervoermiddel sneller kan dan toegestaan.
- De illusie dat ze voorrang hebben op andersoortige dieren onderweg omdat ze groter en sterker zijn.
Het zijn deze illusies, waarvan automobilisten weten dat het illusies zijn, die automobilisten frustreren. En er is in het verkeer maar één ding gevaarlijker dan een frustie, en dat is een frustie in een rijdende stormram, waarin de frustie zich veilig waant tegen invloeden van de boze buitenwereld. Wat overigens de laatste illusie is, zo blijkt uit het nog immer imposante aantal verkeersslachtoffers onder automobilisten, dat de laatste jaren weer stijgt, zeer vermoedelijk met dank aan de smartphone.

counting cars

In het jaar 1991 reed ik op en neer naar Istanboel. De reden: ik was schrijvend verslaggever en door mijn toenmalige werkgever gevraagd de risicovolle route te rijden die in die tijd erg populair was onder vakantievierende Turkse gastarbeiders onderweg naar hun thuisland in hun Golf GTI (Gordijnen, Trekhaak, Imperiaal, ging toen de grap). Ik reed – voor alle duidelijkheid – ook in een auto, en dat was maar goed ook, want de route was toentertijd daadwerkelijk bloedlink en op de motor was overleven allesbehalve zeker geweest. De Oostblokgrenzen stonden nog maar nét op een kiertje en aan de staat van het wagenpark en het wegdek in Joegoslavië en Bulgarije was te zien dat het communisme weinig goeds had gebracht. In Turkije was het niet veel beter, maar aldaar – in Istanboel – bevond ik me met mijn Volvo 440 ineens op een afgestampt volle verkeersader van zo'n tien rijstroken breed (geschat, lijnen waren niet te onderscheiden). Alles reed één kant op, met als bijzonderheid dat het verkeer links en rechts, waar in- en uitvoegen mogelijk was, langzamer reed dan het verkeer in het midden, waarbij het echte midden razendsnel ging. Het verkeer aldaar gedroeg zich als een rivier, realiseerde ik me.
Ik had daar zeker niet met een motor willen rijden, maar er waren locals die dat wel deden, en ik zag ook dat dat gewoon goed ging. Wie een baantje wilde opschuiven of zelfs helemaal oversteken, gaf richting aan en als vanzelf viel er dan een gaatje. Er was dus orde in deze ogenschijnlijke chaos, die helemaal geen chaos bleek te zijn, want goede wil was alom aanwezig en op die manier komt iedereen waar hij wezen moet. Zolang men niet tegen de stroom in wilde zwemmen, zeg maar.

Het was mijn eerste ervaring met verkeer in een niet-Westerse metropool, waar het verkeer al sinds eeuwen veel te druk was om te kunnen reguleren. En het was een wijze les, die me als motorrijder vanaf dat moment tekende. De les dat het verkeer als een rivier is; wat groot is en drijft, blijft hangen op obstakels, wat klein is en drijft, glipt overal tussendoor. En als er geen obstakels zijn, stroomt alles door.
Het is jammer dat een dergelijke natuurlijke gang van zaken alleen werkt in een omgeving waar men zich hiervan bewust is. In Istanboel gedroeg men zich voorbeeldig – kudo's Turken! – maar twee jaar later in Moskou mocht ik (wederom in een auto) constateren dat er ook metropolen zijn waar men stelselmatig de harmonie doorbreekt.
Net als in Nederland, zeg maar, waar grappig genoeg de Randstad wordt aangemerkt als metropool.
Alhier leven veel automobilisten net als in Rusland in de bovengenoemde illusies, en dan wordt ineens alles een obstakel, met alle gevolgen van dien.

Nog maar gisteren reed ik in de middagspits van Amsterdam naar het noorden toen in de bocht van de A8 naar de A7 remlichten opflitsten. Op de plek waar het verkeer van Zaandam zich bij de A7 voegde, waren zeer kort daarvoor twee auto's op elkaar gereden, ze rolden nog toen ik er over het verdrijvingsvlak voorbij reed. (Nee edelachtbare, dat mag niet, maar ik heb liever geen auto in mijn nek.) Het laat zich raden dat er een minuut later een file stond, die zeer vermoedelijk heeft geleid tot opstoppingen tot op de ring A10, want zo gaat dat daar. Er hoeft maar één sufferd niet op te letten – even appen, haast en dus geen afstand – en half Amsterdam staat een uur stil.

Maar het kan ook anders (bijna) mis gaan tussen automobilisten en motorrijders.
Twee weken geleden reed ik in de ochtendspits Amsterdam in, toen onder aan mijn afslag (Hemhavens) een erg nieuwe stationwagen met donkere ruiten – type pleerollenvertegenwoordigersauto – kort na een verkeerslicht midden op een splitsing stil ging staan.
En bleef staan.
Ik maakte wat kabaal met de uitlaat, en dat had ik beter niet kunnen doen. De auto bleef stokstijf stilstaan en de bestuurder deed zijn raampje links open toen ik hem maar voorbij reed. Kennelijk was het de bedoeling dat ik was blijven luisteren, want hij kwam achter me aan. En hij kwam met geweld achter me aan. Tussen twee rijen auto's door, tot kort op mijn achterwiel, tot zo'n 30 centimeter links naast me met tegemoetkomend verkeer. En het raampje rechts ging open. En er kwam een partij onverstaanbare bagger uit die ik als oud-bewoner van de hoofdstad moeiteloos wist te ontcijferen als het huidige dialect van Amsterdam-West, dat in het Nederlands schijnbaar maar weinig woorden kent die geen samenstelling zijn van de woorden 'kanker' of 'tyfus' met nog iets erachter, meestal 'moeder' of 'lijer'.

Dat was dus een foutje van me, dat me in Amsterdam-West zelf zeker niet was overkomen. Als je daar namelijk een nieuwe luxe auto met donkere ramen ziet, of welke nieuwe luxe auto dan ook, kun je er maar beter helemaal uit de buurt blijven, want bij een ruzie staan er direct tien locals om je heen. En één blaffend straathondje bijt misschien niet, maar tien zeker wel. Maar goed, de mafkees in kwestie kon op het rustige industriegebied in kwestie makkelijk op mijn achterwiel blijven hangen en volgde me dus met veel kabaal tot mijn plaats van bestemming. Ter plekke kon hij met de auto het parkeerterrein niet op en lopend de confrontatie aangaan was misschien te ambitieus, dus hij verdween.

Terug naar gisteren, waar eenmaal terug in mijn woonplaats nog een bestelautomobilist – type overjarige puber met petje – luid toeterend op mijn achterwiel kwam hangen nadat ik hem bij een rood stoplicht voorbij was gereden. Die was ik in de middagspits na twintig meter al kwijt, dus die was het schouderophalen niet eens waard.

Wat ik niet snap, is dat automobilisten niet snappen dat ze wat motorrijders betreft niets anders zijn dan obstakels. Er is niets mis met auto's zolang ze meedrijven met de stroom, maar als ze vastlopen, gaan motorrijders er voorbij. Dat is niets persoonlijks naar de automobilist en daar moet iedere automobilist alleen maar blij mee zijn. We hadden namelijk ook in een auto kunnen stappen, en dan was hun file zeker langer geweest. Een file namelijk, bestaat alleen uit auto's. Een motorrijder die daar voorbij rijdt, draagt er niet aan bij. Een motorrijder die naar voren rijdt bij een stoplicht, maakt de wachttijd voor automobilisten niet langer, maar korter. Als ie namelijk in de autorij gaat staan, neemt ie een plek en dus tijd in beslag. Als ie doorrijdt naar de streep, is ie bij groen licht in de verte verdwenen voor de eerste auto in de rij überhaupt doorschakelt naar de tweede versnelling.

Voor alle boze automobilisten: wees niet boos. Het is zinloos omdat A) je er echt niet eerder van aankomt, B) je er niets aan kunt doen omdat motorrijders hun gedrag niet gaan veranderen voor toeterende of scheldende frusties. Geloof me, dan had ondergetekende het dertig jaar geleden al gedaan.

En nee, jullie rijden ons toch niet aan, want dat is volgens de wet minstens mishandeling en daar staat minimaal drie jaar gevangenisstraf voor, oplopend naarmate de schade groter is.
En bedenk: in een file rijdt er altijd een ooggetuige vóór én achter je.
En bedenk: zo'n dode motorrijder op straat betekent enorm veel oponthoud. Zeker als je het dus zelf hebt veroorzaakt.

Een motorrijder is het snelste dier op straat. Wil je dat ook zijn en ben je automobilist, haal dan je echte rijbewijs en koop een motor. Een andere methode is er niet.

Michiel Heemskerk, verkeersfilosoof
30 maart 2018

Lees alle blogs op Stadsmotor.nl

 

Aangepast zoeken
FacebookTwitter
Voorpagina Motormetropoolpraat Michiel Heemskerk De stadse jungle. Deel 1: de automobilist

Disclaimer - Privacy Policy