Brandstofprijs leidt tot autoverkoop
"Kwart autobezitters overweegt auto weg te doen vanwege hoge benzine- en dieselprijzen," kopt een persbericht van Opel Nederland naar aanleiding van een onderzoek onder bijna 1.000 autobezitters (benzine- en dieselrijders) in opdracht van Opel Nederland in samenwerking met Stichting Autogas Nederland.
Opel Nederland presenteert het onderzoek logischerwijs om de voordelen van 'rijden op gas' aan te prijzen – men heeft wat aardige bi-fuel-modellen in de aanbieding – en eerlijk is eerlijk: dat is ook zo gek nog niet. Maar daar gaat het mij niet om. Interessant is het omdat het klaarblijkelijk eindelijk tot mensen begint door te dringen dat de auto niet zaligmakend is als je kosten afzet tegen baten. Het bericht viel me op omdat ook ik van plan ben mijn auto te verkopen. Mijn auto is een Mercedes-Benz C250D uit het mooie jaar (mijn zoon werd geboren) 1995. Deze Benz heeft een 2,5-liter vijfcilinder dieselmotor (zonder turbo) en deze machine moet volgens kenners zonder moeite een miljoen kilometers op de klok zetten. Zo ver is deze auto echter bij lange na niet. Slechts 220.000 kilometer en een beetje zijn onder de wielen door gegleden, en het karretje is ondanks zijn gevorderde leeftijd nog lang niet aan pensionering toe. Het is een auto waarop ik verliefd werd vanwege zijn verregaande eenvoud. Elektrische ramen, airco en andere moderne fratsen ontbreken, en ik ben een groot aanhanger van de stelling: wat er niet op zit, kan ook niet stuk. Inderdaad is er aan deze auto niets stuk wat nodig is om van A naar B te komen. Het ding brengt mij en de mijnen in alle comfort naar waar ik wezen wil. Opmerkingen van goede vrienden – "Wat een Turkenbak!" – leg ik met een brede glimlach naast me neer (ze rijden zelf in een Marokkanenbak – BMW 3 – c.q. een minderwaardigheidscomplex op wielen – Subaru Impreza) in de zekerheid dat ze me altijd een keer vragen om een loeizware aanhanger te verslepen. De topsnelheid van mijn Benz is me niet bekend, het acceleratievermogen is matig. Interesseert me allemaal niets. Wie haast heeft, moet hoe dan ook niet met de auto gaan. Ik gebruik mijn auto alleen voor boodschappen en als ik eens met de al dan niet volledige kinderschare op pad ga voor familiebezoek en/of vakanties. Dat is altijd best gezellig, en alzo heb ik uiterst prettige herinneringen aan mijn trouwe 'ster'. Het zal me dan ook bijzonder aan het hart gaan als ik 'm moet verkopen, want er is niets mis mee. Behalve het wegenbelastingtarief dan.
We wonen in een land waarin niet alleen het gebruik van een auto wordt bestraft (brandstofaccijns, BTW), maar ook het bezit. Met mijn beperkte autogebruik loop ik dus niet leeg op de brandstofkosten, maar puur en alleen op het feit dat mijn auto een parkeerplaats in beslag neemt die net zo groot is als die van de buurman met zijn wegenbelastingvrije whatever. Knettergekker moet het niet worden, maar de regelgever heeft het in het belang van de burger (wie?) zo bepaald, en als ik zo eigenwijs ben om desondanks een wegenbelastingslurper voor mijn deur te zetten, is dat mijn keus.
Maar goed, de kinderen verplaatsen zich tegenwoordig op eigen houtje met een mix van bromsnor en OV en die Benz gebruik ik nog maar zo weinig dat mijn eigenwijsheid zo langzamerhand op domheid begint te lijken.
De Benz gaat er dus uit, bij voorkeur naar een Turk of andere koper die dit wondertje van Duitse degelijkheid kan waarderen. Ervoor in de plaats zal een aanmerkelijk lichter automobiel komen, bovendien met zuinige benzinemotor, geselecteerd dus op zo laag mogelijke kosten.
Waarom dit hele verhaal?
Om een beeld te schetsen van moderne mobiliteit. Met de verkiezingen in het verschiet durft geen van de politieke partijen ervoor uit te komen dat het financieel uitpersen van de automobilist als vanouds voortgang zal vinden. Er wordt veel geroepen over de stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en ook de fiets is weer helemaal hot. Maar dat zijn verkiezingspraatjes. De overheid stimuleert alleen waar de overheid baat bij heeft en de overheid – landelijk of plaatselijk – verdient niets aan fietsers, net zo min als de overheid iets te winnen heeft bij een (nog) drukker openbaar vervoer.
Zou de overheid serieus zijn met het bestrijden van de files en de verkeersoverlast in de grote steden, dan zou de overheid de gemotoriseerde tweewieler promoten. Maar dat doet de overheid niet, want aan de gemotoriseerde tweewieler valt in wegenbelasting noch brandstofaccijns veel te verdienen.
In plaats daarvan strooit de overheid zand in onze ogen met prietpraat over het OV en de fiets, waaruit mag worden geconcludeerd dat het belangrijker dan ooit is om een eigen plan te trekken. In mijn geval: fiets voor de korte afstand, motor als ik met minder dan drie personen ben (± 95% van mijn verplaatsingen), autootje als ik met drie of meer ben of iets groots/zwaars te vervoeren heb of als het echt *****weer is, trein als het ijzelt.
In de praktijk voldoet deze constructie voor iedereen die gezond is van lijf en leden. En al het genoemde bij elkaar is altijd nog goedkoper dan één middenklasse auto (aanschaf, onderhoud, belastingen, brandstof).
Nooit zul je dat in Den Haag iemand horen roepen.
Michiel Heemskerk
1 september 2012
Lees alle blogs op Stadsmotor.nl
{jcomments on}