De stadse jungle. Deel 3: de fietser
Zoals de leeuw heerst over de savanne, relaxed, ongebonden en vrij in zijn doen en laten, zo heerst de motorrijder over de stadse verkeersjungle. Maar de motorrijder is niet alleen in zijn habitat. In het derde deel van de reeks 'dieren onderweg': de (brom-/snor) fietser.
Als genoteerd in deel 1 van De Stadse Jungle, is de automobilist verreweg de gevaarlijkste weggebruiker. Zeker voor alle andere weggebruikers, maar ook voor zichzelf. Voor motorrijders gelden nog veel meer gevaren in de stadse jungle, waarbij medemotorrijders zeker niet de minst gevaarlijke 'dieren onderweg' zijn, als genoteerd in deel 2 van De Stadse Jungle.
In dit deel 3 komt de (brom-/snor)fietser aan bod, omdat 2019 een ander jaar wordt voor deze categorie, die we toch maar even in tweeën delen.
De brom-/snorfiets
Te beginnen met de bromsnor. Eigenlijk verandert er niets, behalve de mate van overheidsgekte. Afhankelijk van de gemeente moet de brom terug van de rijbaan naar het fietspad of wordt ie helemaal verboden (al dan niet van vóór een bepaald bouwjaar, 2011 in 020), en moet de snor juist van het fietspad naar de rijbaan of wordt ie verboden en komt er een helmplicht. Geen touw aan vast te knopen. In het algemeen geldt dat de gemeente met de aller-, aller-, állerdomste regels – lees: Amsterdam – tevens de gemeente is waar men volkomen lak heeft aan verkeersregels: vrijwel alle burgers én wetshandhavers. Dit tot groot ongenoegen van de overige burgers en wetshandhavers, die weer lak hebben aan andere regels. Zo is de stad.
Het maakt de motorrijder in De Stadse Jungle allemaal niet uit, want bromsnorbestuurders respecteren hun grotere broers en zusters zoals hyena's (aaseters) eerbiedig wijken voor leeuwen (roofdieren). Het zijn allemaal GT'ers, branchejargon voor gemotoriseerde tweewielers, en die begrijpen elkaar instinctief.
De enige clashes die in de stad plaatsvinden tussen motorrijders en bromsnorders, zijn die tussen de politie en de plaatselijke k*tjochies. De popo's proberen de k*tjochies te pakken en dat lukt ze bijna nooit omdat een brommertje nu eenmaal korter en lichter en dus wendbaarder is dan een politiemotor. En dan kun je nog zo veel pk's of rijkunst hebben: een k*tjochie op een bromsnor krijg je vrijwel nooit. Die draait zestig rondjes om geparkeerde auto's en verdwijnt in een steeg. Doeidoei! Waarna de popo keihard wordt uitgelachen door de overige k*tjochies, die zijn falen in tienvoud op YouTube zetten, waarna het viral gaat op GeenStijl. Zo is de stad.
Fietsers!
Hoe anders zijn fietsers. Fietsers horen samen met voetgangers tot de zogenoemde 'zwakkere verkeersdeelnemers'. Deze zwakkere verkeersdeelnemers zijn middels artikel 185 van de Wegenverkeerswet beschermd tegen... sterkere verkeersdeelnemers dus: alles met een motortje, of eigenlijk: alles met een kenteken en hopelijk verzekering.
In de praktijk betekent het dat een botsing met een zwakkere verkeersdeelnemer aansprakelijkheidstechnisch vrijwel altijd in het nadeel uitvalt van de gemotoriseerde verkeersdeelnemer. Dit omdat het risico op zwaarder letsel bij een zwakkere verkeersdeelnemer groter is dan bij een sterkere verkeersdeelnemer vanwege de massa van zijn voertuig.
Het is allemaal logisch genoeg en maakt dat je als gemotoriseerd persoon zéér goed moet opletten op terrein waar zwakkere – ik denk dan: zwakker begaafde – verkeersdeelnemers te verwachten zijn: de stad. Het maakt helaas ook dat fietsers in die stad driedubbeldik schijt hebben aan verkeersregels in de gelukzaligmakende wetenschap dat ze toch wel gelijk krijgen als ze dood gereden worden. Staat ook leuk op de grafsteen: "Volgens artikel 185 had hij/zij gelijk."
Samen met motorrijders
Het internet heeft niet genoeg ruimte om te beschrijven wat ondergetekende op de fiets lang geleden als scholier en iets minder lang geleden als recreatiewielrenner heeft meegemaakt. Alle confrontaties met medeweggebruikers eindigden in – op z'n best – scheldpartijen die een plek in de hel verzekeren, of – op z'n slechtst – valpartijen en het ziekenhuis. En dan hebben we het nog niet eens over de wilde ontmoetingen met fietsers van ondergetekende als automobilist of motorrijder.
De eerste ervaringen helpen – zoals altijd – bij de latere.
Wie gefietst heeft, begrijpt fietsers. Fietsen is prima zolang er eenmaal gang is gemaakt, maar ook alleen als er eenmaal gang is gemaakt. Geen enkele fietser wil gang maken, want dat kost onevenredig veel inspanning. Als gevolg daarvan wil geen enkele fietser ooit stoppen, en al helemaal niet in de stad waar om de dertig meter een stoplicht staat, waar bovendien ook andere verkeersdeelnemers zich niet aan storen. Dat is dus de reden dat fietsers in een stad als Amsterdam steevast de regels negeren. Dat is ook de reden dat je in een stad als Amsterdam zelden een voetganger zult scheppen, want die letten echt wel op: op fietsers!
Ik heb mezelf er ook op betrapt dat ik anticipeer op fietsersgedrag, zelfs onbewust.
Zoals de keer in de ochtendspits (Westpoort) dat ik zonder vaart te minderen van de hoofdrijbaan (Westhavenweg) linksaf sloeg (richting Gyroscoopweg) terwijl mij op het fietspad ter linkerzijde van de rijbaan een fietser tegemoet kwam. Ik had deze jongedame zonder twijfel platgewalst als zij rechtdoor was gereden (zij had voorrang gehad), maar ik wist dat zij dat niet zou doen en zou afslaan naar (haar) rechts, mijn richting in (Gyroscoopweg). Waarom? Dat vroeg ik me vrijwel direct af. Hoe wist ik dat? Ik wist het antwoord ook meteen: ze keek niet naar mij en ze keek ook niet naar de auto die van (haar) rechts kwam en dat had ze zeker wel gedaan als ze van plan was geweest rechtdoor te gaan. Dat had ik onbewust geregistreerd. Ik was best een beetje trots op mezelf.
Wederzijds inzicht
Je zou hopen dat dergelijk inzicht ook geworteld zou zijn in fietsers en dat is gelukkig ook vaak zo.
Zo weten de meeste zwakkere verkeersdeelnemers bijzonder goed dat je maar beter niet door rood licht kunt lopen of rijden als er op de stopstreep een motorrijder staat, en al helemaal niet als er een motorrijder naast de voorste auto is doorgereden tot de stopstreep. Je kunt er namelijk met 100% zekerheid vanuit gaan dat die vol op het gas gaat zodra het licht groen wordt (om niet voor z'n donder gereden te worden door de auto naast hem). Daar wil je dan niet zijn. Sommige fietsers vinden stoppen echter desondanks te moeilijk en rijden gewoon door rood. Tja... Dat kun je met artikel 185 in je achterzak riskeren, maar bedenk dat een motorrijder, volkomen risicoloos, met enorm kabaal griezelig dicht achter je langs kan razen en daar kun je van schrikken.
Fietser bijdehand doen? Motorrijder bijdehand doen. En claxonneren mag niet (artikel 28 RVV 1990), dusss....
De enorme voordelen van de (juiste) motor(scooter) in de stad: sneller dan een auto, even smal als een voetganger, intimiderend naar fietsers, neutraal naar bromsnorren, ongevoelig voor wegmeubilair als paaltjes en drempels... de enige lastposten waren eigenlijk nog de bijdehante fietsers, maar medio dit jaar wordt er wetgeving verwacht die paal en perk zal stellen aan het gebruik van mobieltjes op de fiets. Was het al volstrekt onbegrijpelijk dat dat niet al lang verboden was, dat gaat het dus wel worden. De wetgeving zal uiteraard niets veranderen aan het probleem, maar het geeft gemotoriseerd verkeer een wapen in de hand tegen artikel 185. Als er nu een fietser voor je wielen duikt en er is een mobieltje in het spel (wat het mobieltje zelf qua tijd en locatie heel netjes bijhoudt!), heb je toch een betere kans voor de rechter. Slimmer zou het zijn als de fietser – net als iedere motorrijder – gewoon zijn poten aan zijn stuur houdt en oplet wat ie doet in het verkeer, maar ja. De koptelefoon veroorzaakt nog altijd meer verkeersdoden onder fietsers dan het mobieltje, en die is ook nog steeds toegestaan. Niemand die zich daar iets van aantrekt, dus waarom zouden wij?
Wij motorrijders zijn in elk geval straks iets beter beschermd. Slechts juridisch, maar toch. Het wordt weer een mooi motorjaar.
Michiel Heemskerk, verkeersfilosoof
2 januari 2019
Lees alle blogs op Stadsmotor.nl