Het recht van de sterkste

Voorrang is plicht van geven en geen recht van nemen. Zo is het mij lang geleden door mijn eerste rijinstructeur geleerd. En over rechten gesproken: het recht van de sterkste geldt op de weg zeer zeker niet. Sommige mensen denken over beide dingen anders.

 

 

Wegrijdend bij de school van mijn jongste dochter (die ik per auto had afgeleverd) ontwaakte ik ruw uit mijn overpeinzingen over de dingen van de komende dag, door aanhoudend getoeter. Bleek dat ik een (van links) over de hoofdweg naderende medeweggebruiker niet had zien aankomen.
Hoe was dat mogelijk?
Niet gezien is vrijwel altijd niet gekeken, maar me dunkt dat ik a) fris genoeg was na een prima nacht slaap, en b) zeer zeker weet dat ik wel heb gekeken, want dat doe ik altijd, minimaal twee keer, zelfs in richtingen waar ik officieel niets mee te maken heb.
Ik doe dat omdat ik me als motorrijder zeer bewust ben van mijn kwetsbaarheid en weet dat ik altijd het onderspit delf bij een botsing met een auto. En het is echt niet alsof ik anders ga kijken als ik in een auto zit.
Dus hoe kon ik deze medeweggebruiker over het hoofd hebben gezien?
Twee mogelijkheden, zeer waarschijnlijk een combinatie van beide, waarvan de eerste duidelijk was: deze persoon voerde geen verlichting op deze schemerige ochtend. Optie twee – niet ongebruikelijk op die weg (dwars door een woonwijk, vlak langs een basisschool, 30 km/u-zone): deze persoon reed zeer zeker geen snorfietsvaart.
Ik overwoog even stil te houden en uit te stappen. Dat doe ik soms, liefst als de toeteraar blijk geeft van grote haast.
Waarom?
Sommige automobilisten wanen zich onkwetsbaar in hun auto en denken daarbij dat ze alles kunnen maken. Dat wereldbeeld verandert wonderlijk vaak als hun weg ineens wordt geblokkeerd door een ander voertuig en er een man uitstapt van boven de 1.90 meter en rond de 100 kilo, met nog zo wat fysieke eigenschappen waarbij je geen associaties legt met een kappersmodel, en een blik in de ogen die hint naar een geslaagde carrière in het Russische leger ten tijde van hun Afghanistan-oorlog.

Intimiderend machogedrag, inderdaad. Ik gebruik het dan ook niet vaak, maar heel soms dus wel. Zoals de keer dat ik bijna voor mijn sodemieter werd gereden door een Volvo V70 die meende mij (op de motor) geen voorrang te hoeven geven, terwijl ik toch echt van rechts kwam op een gelijkwaardige kruising. Die Volvo had ik al van verre zien aankomen (ook in een woonwijk), met zeer zeker ook te hoge snelheid. Uit pure nieuwsgierigheid reed ik kalmpjes door (hand op de rem, klaar voor een korte stop) om te kijken of-ie nog voorrang ging geven. Dat gebeurde op het allerlaatste moment, duikend in de remmen, waarop ik net zo kalmpjes mijn weg vervolgde, voor hem uit.
En toen kwam de claxon, langdurig. Boos meneertje. Wilde kennelijk iets duidelijk maken. Dat mag. Dus ik remde zachtjes, parkeerde de motor midden en dwars op straat en stapte af.
Keurige Volvo V70, keurige meneer, veertiger, keurige echtgenote (vermoedelijk) naast zich, keurige kleuter in een keurig kinderzitje achterin.
En dan staat er ineens een vals kijkende gorilla naast je en kun je nergens naartoe behalve in blinde paniek achteruit. Dat deed-ie dan niet, maar met het toeteren (= foeteren) was het ook wel gedaan. Want het is toch weer net iets anders om je ongenoegen kenbaar te maken – zeker als je ongelijk hebt – als het ineens serieus up close and personal wordt. Het was dan ook een kort en eenzijdig gesprek. "Niet meer doen. Niet grappig." Meneertje hakkelde bedremmeld iets onverstaanbaars, mevrouw zweeg beschaamd, kleuter zwaaide. Een puber had zich doodgeschaamd voor pa.

Zoiets had ik dus ook in gedachten met de persoon van hedenochtend, vooral toen ik ook nog de middelvinger kreeg. Maar toen zag ik iets wat de dame (...) in kwestie niet had gezien – achterruit niet gekrabt – namelijk een politie-surveillancewagen met twee geeljassen achter haar.
Een slecht moment voor een goed gesprek, want wie er dan de bekeuring had gekregen, is wel duidelijk. De politie is er tenslotte om de zwakkeren in de samenleving te beschermen. Dat ben ik op het moment dat ik word bedreigd door een verkeershufter, maar dat is de verkeershufter op het moment dat ik verhaal ga halen. Doorgereden dus maar, want als jij honderd keer gelijk hebt, heeft een agent tweehonderd keer gelijk en hebben twee agenten vierhonderd keer gelijk. Die strijd win je nooit en dat is ook het principe waarop onze rechtsstaat is gebaseerd: het wegnemen van de oudste natuurwet, de survival of the fittest, ten faveure van een systeem van willekeur, ontworpen en geïnterpreteerd door ambtenaren.

We mogen stellen dat de auto het zogenoemde 'recht van de sterkste' (want ook: slimste, intelligentste) heeft veranderd in het recht van de brutaalste. Ergens is dat treurig, want sterke mensen (mentaal of fysiek) zijn zich bewust van hun kracht en zullen daar – als het goed is – geen misbruik van maken. Onbeschofte mensen zijn zich ook bewust van hun specifieke kwaliteit, maar het ligt in de aard van die kwaliteit dat daar juist wel misbruik van wordt gemaakt. Is daar in de directe omgang nog een aardige rem op te zetten (brutale mensen zijn niet zo dapper als puntje bij paaltje komt), in het verkeer is er de veilige afstand die de auto creëert, en heb je het maar te slikken.
Tenzij je zo'n brutaaltje klem kunt zetten.
Moet de politie natuurlijk niet in de weg zitten.
De politie overigens die na het voorval mij volgde, en niet de dame die te snel reed (bij een basisschool rond openingstijd), zonder verlichting, zonder schone achterruit en die bovendien onnodig toeterde (sinds 1 januari € 350 waard).

Maar bedenk, brutale mens: there is always a bigger fish. Altijd komt het moment dat je iemand tegenkomt die nog brutaler is. En sterker. En niet bang. En bereid om je auto of gezicht een extreme make-over te geven.
Ik zal het niet zijn. Ik kom alleen maar babbelen. Dat schijnt enger te zijn.

Michiel Heemskerk
31 januari 2012

Lees alle blogs op Stadsmotor.nl
{jcomments on}

 

Aangepast zoeken
FacebookTwitter

Disclaimer - Privacy Policy