Test: Triumph Bonneville Speedmaster (2019)
Inhoudsopgave |
---|
Test: Triumph Bonneville Speedmaster (2019) |
Specificaties |
Fotogalerij |
Alle Triumph tests |
Altijd lachen met een Triumph Bonneville, en we hebben er al aardig wat gehad. En dat zal ook zo blijven zolang Triumph maar Bonnevilles blijft uitpoepen in hun Modern Classics-reeks die inmiddels uit twaalf verschillende modellen bestaat. We gingen nu eens met de Bonneville Speedmaster op pad. Die met die dikke banden.
Triumph Bonneville T120, jaren zestig.
Hadden we niet al eens..? Ja, we hadden al eens een Triumph Speedmaster gehad, maar dat was in 2011 en toen was het een special van de Triumph Bonneville met een 865-cc metende staande paralleltwin. Het apparaat dat een dikke zeven jaar later op de stoep staat heet volgens de fabrikant voluit Triumph Bonneville Speedmaster, terwijl de zijkant Speedmaster (Bonneville) zegt. Waarmee we maar mogen concluderen dat we het een Triumph is, waarbij we vrijuit de termen Bonneville en Speedmaster door elkaar en in combinatie met elkaar mogen gebruiken. Met de originele Bonneville uit de jaren vijftig heeft het ding al lang niets meer te maken, behalve dan het uiterlijk en de motorconfiguratie: een staande paralleltwin. Hoewel deze nu 1200 cc groot is, watergekoeld en met een koppel van 106 Nm bij slechts 4000 tpm uiteraard oneindig veel meer trekkracht heeft dan het origineel en zelfs de versie uit 2011, die het met 72 Nm moest doen.
Speedmaster uit 2011 en Speedmaster uit 2018. Héél ander ding, let ook op de voorvork.
Vermogen: 77 pk (was 61 pk in 2011), maar die tellen niet op deze Speedmaster, die we met zijn te vette banden, stalen frame en leeggewicht van 245,5 kilo vermoedelijk zelden op Assen of de Nürburgring zullen tegenkomen.
Hoewel dat met de aan boord aanwezige elektronica natuurlijk best zou kunnen: abs, instelbare tractiecontrole... Allemaal leukigheidjes voor de eigenaar, die zich aan het stuur en vervolgens in het kleine lcd-schermpje onder de verder mooi sobere snelheidsmeter verder kan vermaken met de rijmodi Road en Rain (niet echt nodig met tractiecontrole ernaast), éénknopscruisecontrole (handig op de lange baan), kilometerteller (handig bij verkoop), resterende actieradius (fijn!), brandstofpeil (net zo fijn), gemiddeld en actueel brandstofverbruik (boeie), klok (fijn!), dagtellers (boeie), onderhoudsindicator (niet spannend) en nog het minst interessant: schakelstandindicator en toerenteller.
Het blok dat we met een heel andere vermogenscurve kennen uit bijvoorbeeld de Thruxton.
Met betrekking tot die laatste twee: als er toch één blok op de wereld is waarbij je je niet hoeft af te vragen of je wel in het juiste toerenbereik (dus de juiste versnelling) zit, is dat wel het blok van de Bonneville Speedmaster. De tweepitter – 600 cc per cilinder – geeft met zowel trillingen als geluid op niet mis te verstane wijze aan of alles goed gaat; klinkt en voelt het goed, dan gaat het goed. En zoals al verraden... met de Speedmaster ga je ondanks zijn naam echt niet snel (willen) rijden. Het is waarschijnlijk zelfs de langzaamste van alle Bonneville-varianten met het T120-blok en dat zijn er een stuk of zes (daar is niet helemaal uit te komen op de afschuwelijke Triumph-website).
De Speedmaster – zo gaan we hem toch maar noemen – blinkt in de Bonneville-reeks uit in mooi zijn. Met maar liefst 130 accessoires kan hij worden omgetoverd van minimalistische bobber tot highway-cruiser. Klinkt een beetje als Harley-Davidson, maar wie dat leuk vindt... tast toe. Hij rijdt best comfortabel, dus geen zorgen.
Verder: geen haast hebben, dan komt alles goed. Dat blijft bij de naam Speedmaster horen... Misschien is dat ook de bedoeling? De snelheid de baas zijn door niet snel te kunnen?
Als je snel gaat, ziet niemand hoe mooi je bent.
Misschien is daar over nagedacht .